We rijden over een drukkere weg zonder vluchtstrook. Er is dus weinig ruimte voor ons. We rijden uiterst links en proberen als het kan de gaten en andere oneffenheden in het wegdek te vermijden. We zijn blij als we op enig moment over de oude weg kunnen rijden. Rust. Even later komen we bij een plek waar een restaurantje en wat winkeltjes zijn. Zou er een colaatje zijn? De uitbaatster van het restaurantje wenkt ons, maar als we haar vragen om cola dan is het antwoord ontkennend. Bij het winkeltje even verderop is ook geen cola. Dan maar iets ander drinken dat koud is, we krijgen van de dame van de winkel elk een stoeltje. Na onze pauze vervolgen we de weg. Helaas moeten we even later weer de drukkere weg op. Onze beoogde accommodatie heeft al borden langs de weg staan. Er wordt aangegeven nog 2km. En dat wordt bij de poort met bewaking aangegeven. Hm, een oprit van 2km.... De bewaking lacht vriendelijk en we fietsen door. Gek, bewaking, oprit naar een hotel en het is nu ineens druk met verkeer, het lijkt wel een doorgaande weg. Felda Residence Tekam heet het hotel. En het bedrijf Felda heeft een palmolieplantage. Over die plantage rijden we. En de oprit is niet vlak. Nee, zelfs stijgingspercentages van 5%. Op het terrein zijn meerdere gebouwen maar daar is dan uiteindelijk het hotel. Mega groot. En als je snel kijkt erg mooi. Er is nog een kamer voor ons, Deluxe. Als we bij de hotelkamer zijn zien we algauw dat er sprake is van vergane glorie. Bij het betreden van de kamer wordt het nog beter zichtbaar, wat doen de talloze afdrukken van een strijkbout in het tapijt? Één keer een ongelukje kan nog, maar meerdere keren op verschillende plekken in de kamer? Het Max-keurmerk verdient ook dit complex niet. En die man met dat vreselijke stemmetje en witte handschoentjes kan zich helemaal uitleven met z’n ieeeeee! We hebben een groot balkon waar onze fietsen op staan. En de was kan er ook mooi hangen! Tijd om iets te eten. Het restaurant/coffee house is gesloten, ondanks dat het bordje ‘open’ op de deur hangt. We moeten naar het ‘Garden Cafe’ even verderop. Daar kunnen we op dat moment niets te eten krijgen. Om 15 uur komt de man die de roti’s maakt wordt er gezegd. Roti’s hebben we niet gezien. Maar er begon wel een man pisang goreng, loempia’s en Maleisische frikandellen te bakken. Pisang goreng, loempia’s en vers geperste appelsap vult ook de maag. Het wordt zelfs druk in het (openlucht) café. En ja hoor, er is weer iemand die een foto wil. We krijgen nog rambutan’s om te proeven. Een soort lychee in een harig jasje. Gelukkig kunnen we er ‘s avonds wel eten en is er zowaar een menukaart.
De volgende dag een korte etappe. Het is bewolkt en bijna 30 graden als we op de fiets stappen. We fietsen het terrein van Felda af. Er is een moskee, benzinepomp, supermarktje, tennis-, badmintonbanen, golfbaan, voetbalveld en een fruitmarktje. Het lijkt erop dat de firma Felda een compleet ‘dorp’ voor de medewerkers heeft gebouwd, als we weer op de grote weg rijden zien we regelmatig een bord met Felda erop. De firma Felda is kennelijk een groot grondbezitter met veel palmolieplantages. We rijden naar het Mercu Resort. Er ligt iemand op een bank te pitten of te internetten, dat was niet goed te zien in de donkere lobby. Geschrokken deelt hij mee dat er geen kamer beschikbaar is. Bijna niet voor te stellen, maar het zal. We moeten een stukje terug naar het plaatsje Jengka. Veel hotels zijn vol. De enige die nog een kamer heeft heeft geen plek voor de fietsen. Een ander hotel dat vol is,maar wel ruimte heeft om onze fietsen binnen te stallen, heeft geen zin in onze fietsen binnen te hebben. Ze kunnen buiten staan met 24 uur camerabewaking. De volgende etappe is 40km naar Maran. En daar is alleen bij het Maran Hill Golf Resort overnachting mogelijk. En op zaterdagmiddag wordt de telefoon niet opgenomen.... Er zit helaas niets anders op voor ons. Het risico is te groot dat het golf resort niet open is of volgeboekt. We blijven maar in Jengka. De fietsen met een extra slot buiten bij het ene hotel en slapen bij het andere. De reden voor alle drukte hier blijkt een voetbalwedstrijd te zijn. De FIFA scheidsrechters zitten in hetzelfde hotel als wij.
We moeten voor het ontbijt de straat weer op. Maar hier zijn alle winkeltjes en restaurantjes ook dicht, afgesloten met rolluiken. Zo wordt het een beetje spookachtig gezicht. Gelukkig is er de 7eleven. Om half 9 zitten we op de fiets. Het is ‘koel’, 26 graden, en een beetje bewolkt. Zelfs soms eens beetje mistig. Maar al snel klimt de temperatuur omhoog als het zonnetje begint te schijnen. Wanneer we 20km verder zijn zien we nog steeds de borden van Felda. Dat is echt een groot grondbezitter.
De eekhoorns hebben een veilige manier om de weg over te steken. Gewoon over de stroomkabel rennen die over de weg hangt. We worden weer getrakteerd met apen onderweg. Het blijft leuk om te zien hoe ze van takken in bomen springen, een stuk omhoog klimmen en zich weer naar beneden laten glijden. Wat opvalt is dat we geen apen zien bij palmolieplantages. Kennelijk zijn palmbomen geen fijne bomen om in te klimmen. We komen voor het middaguur aan in Maran. Tijd om te lunchen, want hierna komen we niets meer tegen. Wanneer we weer op de fiets stappen is het stuur behoorlijk heet. De fietsen hebben in de zon gestaan en de temperatuur op de teller is gestegen tot 42 graden. Gelukkig met een beetje rijwind zakt de temperatuur een beetje. De tocht zou heuvelachtig tot vlak zijn. We krijgen stijgingspercentages tussen de 4% en 9%. De omgeving is afwisselend, jungle, stad, palmolieplantages en zelfs rubberplantages. Het is en mooie rustige weg. Een eenzame racefietser komt even naast ons rijden voor de ‘Hello’ en een duimpje omhoog. Tot nu toe zien we wel vaker dat op zaterdag en zondag de racefiets van stal wordt gehaald. Al hebben we het idee dat we meer fietsers in Thailand zagen. Ook blijven mensen in de auto of op de brommer enthousiast toeteren, zwaaien en duimpjes omhoog steken.
Even na 13 uur komen we aan in Kampung Tembeling. We moeten op zoek naar het bord dat de Jetty (aanlegsteiger) aangeeft. Het bord zou alleen in tegengestelde richting te lezen zijn..... Dus bij elk bord zitten wij omgedraaid op de fiets. Het bord ontbreekt, maar met enige logica is de “haven” snel gevonden. Bij de aanlegsteiger aangekomen moeten we op zoek naar een schipper van een bootje dat ons naar Lake Chini Resort brengt. We kijken wat om ons geen, niemand te zien. Na een paar minuten komt er een jongen op een brommertje die vraagt of we met de boot naar Lake Chini willen. Het antwoord is ja. Hij zegt dat we moeten wachten en rijdt weg. Kennelijk werkt de TamTam hier goed. Wij zien niemand maar iemand ziet ons wel en geeft dat weer door. Het duurt een tijdje, een andere man komt langs en vraagt of we met de boot willen. Hij zegt de ‘boatsman’ te bellen en rijdt weg op zijn brommer. En dan komt de eerste jongen met iemand en benzine op de brommer terug. We brengen onze spullen en fietsen op de aanlegsteiger. Eerst moeten we een tweetal trappen af en zijn dan bij de rivier. De ‘boatsman’ is druk bezig met de buitenboordmotor. Hij trekt maar aan het startkoord, maar er gebeurt niets. Ik krijg het er al warm van als ik ernaar kijk. (Of was dat van het gesjouw met de fiets en spullen?) We moeten de fietsen en de tassen in de boot zetten terwijl hij aan het startkoord rukt en de smalle boot telkens beweegt. Ze hebben het volste vertrouwen erin dat de motor gaat starten. De fietsen liggen in de boot, de sturen en zadels steken aan beide kanten uit, de tassen liggen erin, wij er nog bij, vol. Uiteindelijk is na een kwartier zweten de motor aan de praat. We varen de rivier op. Heel vreemd, we worden ineens gezandstraald. Er zijn zandbanken. Het zand stuift op. Heerlijk blijft het op onze plakkerige ingesmeerde huid zitten.
We varen naar de overkant. We moeten eruit. Maar dit is niet Lake Chini Resort! Nee, maar we moeten eruit. The gate moet open. Huh? We snappen er niets van en de twee jongens kunnen het ons niet duidelijk maken. Onze hele hebben en houden blijft in de boot en wij gaan met één jongen aan wal.... De boot spurt weg... Het zal wel goed komen. Na een kleine wandeling wordt het ons duidelijk. Er is niet genoeg water in de rivier om ons allen met de boot te vervoeren. En even verderop is een heel smal sluisje met 2 meter waterverval. De sluis is zo smal dat de boot met de fietsen er niet in past. De jongen waar wij mee zijn gelopen klimt via een steil, hoog trapje naar beneden in de boot. Ze leggen de fietsen elk plat in de boot, zodat alles binnenboord zit. Zo kan de boot de sluis in. Twee plekjes voor ons achterin en op de punt voor de andere jongen. Sluisdeur dicht en schutten maar. Twee meter omhoog, sluisdeur open en we zijn op een kronkelende riviertje in de jungle. Er drijven plastic flessen in het water. Deze flessen zitten vast aan visnetten. Handig glijden wij hierover heen met de motor omhoog. Na deze obstakels suizen we over de rivier. Het ziet er prachtig uit. Helaas geen camera bij de hand, want die zit in één van de tassen die onder de fietsen ligt... We komen op een meer open gebied. Het heeft iets weg van de Weerribben of het Giethoornse meer, maar dan met jungle.... We suizen over een meer met her en der houten huisjes. En dan komt een aanlegsteiger in zicht. Hier moet het Lake Chini Resort zijn. Er zijn allemaal huisjes. Wij westerlingen denken meestal bij resort aan een luxe complex, maar dat hoeft in Azië beslist niet. Zo ook hier. Maar het geeft een mooi inkijkje in het recreëren van de Maleisiërs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten