We hebben om half 9 afgesproken om te vertrekken voor de dagtrip naar de Cameron Highlands. Onze jonge (19) gids met veel namen, maar zeg maar Boo-Boy komt bij ons zitten terwijl wij ons ontbijt wegwerken. De Engelse conversatie gaat moeizaam maar gelukkig is er Google Translate. Ook al is de vertaling bij Google translate ook niet alles. Hij geeft ons het programma van de dag. Gelukkig voor ons rijdt Boo-boy zelf geen auto. Het is een bijzondere jongen. We hebben het idee dat hij de deur van de kast om eruit te komen nog niet heeft gevonden. Hoeveel foto’s hij al van ons en met ons heeft gemaakt is niet meer op één hand te tellen. We hebben vandaag een chauffeur die nog minder Engels (lees geen) spreekt dan Boo-Boy én een gids. Wat een luxe... De Cameron Highlands liggen ongeveer 125km van Gua Musang. Een hele rit om de omgeving eens vanachter een autoraampje te bekijken in plaats van zwoegend op de fiets. We zijn blij dat we dit stuk niet hoeven te fietsen want er zijn weinig tot geen plaatsjes onderweg. Dit betekent dus ook geen overnachtingsmogelijkheden en weinig eet- en drinkgelegenheid onderweg. De omgeving is mooi, maar het geeft ook dubbel gevoel. Er is veel groen, jungle, en bergen. Maar er is ontzettend veel jungle gekapt voor de palmolieplantages en er wordt nog steeds gekapt. Overal waar je kijkt, kilometers ver, zie je dat de jungle heeft plaatsgemaakt voor palmbomen. En dat allemaal voor de voedingsindustrie voor een goedkoop vulmiddel in voedsel. De eerste stop is bij een hot spring (Air Panas, air=water en panas=heet in het Maleis). Volgens de omschrijving is het een potentiële toeristische hotspot. Er komt een pijp uit de grond waar heet water uitkomt. Deze pijp is verbonden met een buis die ervoor zorgt dat het ‘bad’ wordt gevuld met naar rotte eieren stinkend water. Het water zou 72 graden zijn. Ons te heet, dus geen hot bad voor ons. Een ander bad heeft iets minder heet water, zo rond de 50 graden. Even verderop slingert een rivier. Een veel mooier plaatje dan de hot spring. Na deze stop doen we een dorpje aan waar de oorspronkelijke bewoners wonen. Niet thuis. We worden meegenomen naar een school. Daar moeten we bij de bewaking (we vragen ons af waarom er eigenlijk een bewaker moet zijn in dit dorpje en bij de school. Maar sommige wegen in Azië zijn ondoorgrondelijk). Daar moeten we onze naam in een gastenboek noteren. We krijgen zelfs een heuse bezoekerspas. Gek genoeg Boo-Boy en de chauffeur niet. De kinderen kijken ons aan en sommigen komen zelfs een beetje bang over. De hoofdmeester laat ons in een ander gastenboek weer onze namen noteren. Ze spreken weinig tot geen Engels. Er is zelfs een kantine. En op het tijdstip dat wij er zijn, zo rond 10 uur, krijgen kinderen ontbijt. Wanneer we de Cameron Highlands dichterbij naderen wordt het uitzicht steeds lelijker. Er staan overal waar we kijken kassen, ronde bogen van plastic. Er wordt van alles geteeld, tomaten, aardbeien, groenten. De temperatuur is een stuk aangenamer. Niet meer vochtig heet. We kunnen nu weer eens lopen zonder te zweten. Bij de theeplantage maken we een stop. Overal waar je kijkt zie je de theeplanten als mooie bolletjes. Het ziet er schitterend uit.
We gaan nog langs een vlindertuin met natuurlijk allerlei vlinders maar ook insecten en slangen. Een bijenfarm. De bijenfarm stelt niets voor maar de winkeltjes waar je doorheen moet voordat je bij de bijentuin bent is gigantisch. Een Aziatische Disney gekte. Wat wel grappig is dat bijen in het Maleisisch ook bijen is. De lavendelfarm wordt ons ook niet onthouden. We hebben het idee dat we in Intratuin rondlopen tussen allerlei planten. Het is natuurlijk niet zo vreemd dat de Maleisiërs dit bijzonder vinden. Met de vochtige hitte groeit er natuurlijk geen lavendel, begonia of geranium. Voor ons allemaal minder interessant. Ook de aardbeienfarm doet ons hart niet sneller kloppen. En op de vraag of we ze zelf willen plukken zeggen we maar nee. De aardbeien groeien hier wel als kool. Ideale weersomstandigheden. We kopen nog wel een 100% puur aardbeienijsje zonder suiker. Heerlijk! We moeten Boo-Boy duidelijk maken dat we geen lunch bij een pizzahut, KFC of wat voor Westerse keten willen. We lunchen in een lokaal restaurantje waar we weer kunnen kiezen uit allerlei soorten vlees, vis en groenten. We zien hier opeens weer ontzettend veel Westerlingen rondlopen. Zoveel hebben we sinds de Perhentian eilanden niet meer gezien. Op een markt slenteren we rond en bekijken alle groenten en fruit dat wordt aangeboden. We krijgen lychees om te proeven. Weten we ook weer hoe die eruit zien voordat ze ingeblikt zijn. We krijgen nog een stuk guave om te proeven. Tot onze verbazing stonden er ook kruiden zoals rozemarijn, tijm, oregano, munt e.d.. We laten Boo-boy de geur van rozemarijn ruiken. Het was geen succes, maar wel hilarisch. Hij kende de geur niet en vond het zo verschrikkelijk dat hij bijna stond te kokhalzen. Op de terugweg genieten we weer van het uitzicht. Alleen moeten we wel oppassen want het wegdek is zeer hobbelig en de chauffeur heeft flink de vaart erin. Als we fietsen hebben we er niet veel erg in dat het wegdek zo hobbelig is. Maar gelukkig heeft de Toyota Hilux goede vering. Bij het hotel aangekomen krijgen we een verse sinaasappelsap en een enorme berg mangosteen. Heerlijk fruit!
De volgende dag hebben we geen haast. We gaan met de trein naar Kuala Lipis. We overbruggen zo ruim 100km. Volgens de dienstregeling vertrekt de trein om 10:30 uur. Op het station aangekomen blijkt dat de Maleisische variant van de NS de vertrektijd gewijzigd heeft in een uur later. Tja, dan moeten we bijna anderhalf uur onze tijd verdoen op het openluchtstation... We besluiten om weer terug te gaan naar het hotel. In de lobby is de airco aan en er is WiFi. Bijkomend voordeel is dat het toilet een tikkie aangenamer is dan het openbaar toilet op het station. Wanneer we voor de tweede keer op het station aankomen staat de trein er al te ronken. Er komt een conducteur op ons af en vraagt waar we heengaan. Hij weet wel een plek voor de fiets. Wanneer Marcel even kijkt blijkt dat het hokje dat was bedacht voor de fietsen toch een tikkeltje aan de kleine kant is. We zetten de fietsen op dezelfde plek neer als twee dagen ervoor. Dat vindt de conducteur ook een prima plek. Hij checkt de kaartjes en zegt dat we ook voor de fietsen moeten betalen. Of 10 ringit goed is? Wat ons betreft wel hoor. Het bedrag zal wel zo ongeveer kloppen. De treinkaartjes voor ons twee was 8 ringit. Even later krijgen we toch een bonnetje voor de fietsen. Dus onze gedachte dat het een centje voor de conducteur zou zijn was onjuist. We boemelen weer door de jungle en stoppen bij kleine stations. Soms bestaat het station alleen uit een plaatsnaambord. De trein loopt voor op schema. We stoppen bij een klein station en trekken even later weer op om daarna abrupt weer te stoppen. We blijven een poosje stilstaan. Wanneer Sandra vanaf het balkon door de deuropening (de trein rijdt met open deuren aan weerszijden van het balkon) kijkt wat er aan de hand is ziet ze een dame komen aanhollen over het spoor en door het grind. Jonge jonge, moet je hard rennen om de trein te halen die veel te vroeg vertrekt. Gelukkig is de trein voor haar blijven staan. Nu begrijpen we wat er op het bord op het station staat. De Maleisische NS heeft een stiptheidsrecord van 96%...
In Kuala Lipis aangekomen gaan we in de zinderende hitte op zoek naar het Lipis Plaza hotel. Morgen maar weer eens wat kilometers maken op de fiets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten